Waarom ik het schrijven van een boek vergelijk met het bouwen van een huis
En je na het lezen van deze nieuwsbrief waarschijnlijk denkt: 'Verrekt, ze heeft gelijk ook'
Wie vorige week zaterdag teleurgesteld was dat er maar geen nieuwe aflevering van Nieuwsletters van Lies in z’n mailbox verscheen: sorry! Het is niet zo dat ik niets te melden had, of alleen maar in de tuin/op het terras te vinden was. In tegendeel.
Afgelopen week zat ik aan mijn toetsenbord gekluisterd en werkte ik uren aaneen aan mijn tweede roman. Mijn vingers vlogen over de toetsen, vormden duizenden woorden en honderden zinnen. De laatste puzzelstukjes schoven in elkaar, waardoor ik ineens koerste op het einde van het verhaal (!).
Ik ging als een speer en werkte als een bezetene. Het resultaat: aan het eind van de week, schreef ik het einde van mijn tweede roman (🎊) en was ik aan het einde (hehe) van mijn latijn.
Dus in plaats van er met pijn en moeite een nieuwsbrief uit te persen, besloot ik de kat te knuffelen (zie hieronder👇🏻 ) mijn caravantuin onder handen te nemen, paaseieren te zoeken, te kamperen met de vriend (slecht idee, het was ‘s nachts akelig koud🥶⛺️) en aan te schuiven bij de paaslunch bij de (schoon)familie.
En hier ben ik, een week later dan gebruikelijk, alsnog met een nieuwe aflevering. Zoals de titel al doet vermoeden, vertel ik over de overeenkomsten tussen het schrijven van een roman en het bouwen van een huis. Geloof me, die vergelijking is helemaal zo gek nog niet.
Vaker dan eens denken mensen in mijn omgeving als ik een nieuwe versie inlever bij mijn uitgever, dat het manuscript daarna naar de drukker kan. ‘Is -ie dan nóg niet af?’, hoor ik met enige regelmaat. En dan is het antwoord ‘nee’, want het schrijven van een roman is een proces. Een lang en traag (én prachtig, dat zeker ook) proces.
Zie het boek als een huis. Eerst is er een idee, dan volgt er een ontwerp. De fundering wordt gelegd, net als de meeste leidingen en er komt een aansluiting op het riool. Op een gegeven moment staan de buitenmuren en ligt het dak. Kun je er dan al wonen? Nee. Precies zo werkt het schrijfproces.
Zie de personages en de voorwerpen die het plot stuwen (in mijn debuutroman waren dat bijvoorbeeld de brieven die Caroline bij zich had) als de bouwmaterialen. De locatie(s) waar het verhaal zich afspeelt als de kavel waarop het huis komt te staan, de verhaallijn als de bouwtekening.
Wat je daarna nodig hebt, is tijd om te bouwen, oftewel: om te schrijven.
Toen ik Waar ik liever niet kom schreef, begon ik ‘gewoon’. Ik had een vaag plan, maar wist nog niet precies waar ik naartoe wilde. Ik probeerde een huis te bouwen zonder bouwtekening en dat bleek geen handige aanpak. Natuurlijk liep ik vast.
Pas toen ik het boek in wording als een huis zag, kwam ik verder. Ik zorgde voor een stevig fundament, zette eerst de muren op en richtte me daarna pas op de afwerking. Om in bouwtermen te spreken: eerst richtte ik me op de ruwbouw, daarna op de afbouw.
Terug naar de roman waaraan ik nu werk. De muren staan, en met het schrijven van het einde, plaatste ik vorige week een vlag op het dak. De komende tijd richt ik me op het stucwerk. Daarna saus ik de muren en leg ik de vloeren.
In de tussentijd kunnen gebeurtenissen een andere volgorde krijgen, zoals in een huis de werk- en slaapkamer wisselen van plek. Sleutel ik aan het karakter van een personage, alsof het een badkamer is waarin toch geen ligbad komt, maar een grote douchecabine.
Samengevat: ik ben dus een heel eind. Schuif van de ruwbouw, door naar de afbouw. Maar, zoals een huis in deze fase van de bouw nog niet bewoonbaar is, moet er ook aan mijn roman nog heel wat gebeuren voor dat -ie opgeleverd wordt.
Fijne dag, tot de volgende!
Veel liefs🌻
Liselotte
Pssst 1!: Ontvang je deze nieuwsbrief nog niet automatisch in je mailbox en zou je dat wel willen? Abonneren kan via deze link 💫
Pssst 2!: De vorige afleveringen van Nieuwsletters van Lies gemist? Hieronder lees je de laatste drie: