Over aanhoudende dapperheid,een e-mail naar mijn uitgever en (boeken)kinderen
In de vorige aflevering was ik open over mijn verloren, én hervonden, onbevangenheid. Dat voelde naast goed erg bevrijdend en was bovendien slechts een begin. Want..🥁🥁🥁
..ik ben dapper gebleven en heb mijn uitgever gemaild met het verzoek voor een afspraak waarin we, jawel, gaan praten over het manuscript waaraan ik nu werk. Ook kwam er een antwoord. We zien elkaar in april. En dat is spannend, maar voelt vooral erg goed.
Tussen mijn andere werkzaamheden door werk ik nog altijd vrijwel dagelijks aan het manuscript van Knopen. Gewoon, als het borrelt. En dat doet het gelukkig vaak.
Schrijven doe ik in de verloren uurtjes. Tijdens treinritten naar Utrecht, ‘s ochtends in mijn badjas op de bank, na een werkafspraak in een eetcafeetje in Rotterdam terwijl het buiten sneeuwt. Het verhaal ontwikkelt zich, personages krijgen vorm en (nieuwe) namen. Ik ga niet meer zitten in de hoop inspiratie te krijgen, maar zoek een rustige plek op als er weer een idee boven drijft.
Werken aan mijn roman is niet meer ‘dat wat moet’, maar ‘dat wat gebeurt’. De verlegging van die focus zorgt voor een verschil van dag en nacht. Een rit naar het Friese Westereen, waar ik van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek een omroep begeleid tijdens een vernieuwingstraject, is werk. Net als het artikel voor mijn nieuwe opdrachtgever Ouders van Nu dat ik schrijf.
En daarover gesproken. Waar ik liever niet kom noemde ik mijn boekenkind. Mijn eerste baby, ook al was -ie van papier. Dit jaar zou mijn tweede nazaat gedrukt worden. Tenminste, dat hoopte ik. In plaats van een tweede boekenkind, verwachten mijn vriend en ik in augustus een baby van vlees en bloed. En ondertussen werk in op mijn gemak aan zijn broertje of zusje van papier.
Veel liefs,
Liselotte
Pssst! De vorige afleveringen van Nieuwsletters van Lies gemist? Hieronder lees je de laatste drie: