De oudste
De vriend en ik gingen weer eens uiteten (mijn jongste broer paste op). Om half vijf verlieten we arm in arm ons huis, voor het eerst sinds maanden zonder dat een van ons een buggy voortduwde.
Na een wandeling door het centrum van onze woonplaats, gingen we het café binnen waar we een keer eerder waren. Drie jaar geleden.
Van het hoogmoedige statement dat ik toen maakte (‘dit wordt mijn stamkroeg!’), was weinig terecht gekomen. Wat trouwens alles met mij en niets met de bar te maken had.
We kozen een tafeltje, klein en krap, zoals alles in het café, en bestelden iets te drinken. De vriend een goudblond biertje in een imposant glas, ik een alcoholvrije IPA in een kunstzinnig blikje.
Twee slokken later kwamen er nieuwe gasten binnen. In de poging om de verloren, derde stoel aan onze tafel aan te schuiven, stootte de vriend mijn drinken om. Mijn sjaal, muts en wanten die op de stoel lagen, kregen een bierdouche. Op wat spetters na, bleef ik ongedeerd.
Het blik was leeg, de vloer was nat. Ik kreeg een nieuw drankje, we pakten de draad op. Tot we de bodems van onze glazen zagen, onze jassen en mijn nog altijd druipende winter-accessoires pakten, en vertrokken naar het restaurant.
Ik, een zo-goed-als-niet-drinker, waagde me aan een glas rode wijn. Neem ruim, neem ruim!, riep iets in mij. Waren we eindelijk weer eens op stap, dan zouden we het er van nemen ook. Dus dat deed ik: ik bestelde knoflookbrood, soep, een hoofdgerecht en een toetje.
Het eten was lekker, de sfeer was ontspannen. We fantaseerden over vakanties en praatten over (verre) landen die we ooit bezochten. Er vielen geen glazen of blikjes, onze date was een succes, het was weer even zoals “toen”.
Tot bleek dat hetgeen waar ik me zo op verheugd had (Italian coffee), onhaalbaar was. Het was 20.00 uur en ik zat ramvol. Terwijl de vriend nog honderduit praatte, werden mijn oogleden zwaarder en mijn reacties korter, tot ik niets meer zei en alleen maar gaapte.
Met mijn laatste energie betaalde ik de rekening (een belangrijke detail!). Daarna bood de vriend me een arm aan en wandelde me naar huis. Lachend en hoofdschuddend, zich hardop afvragend wat er toch was gebeurd met die avontuurlijke, jonge vrouw die hij drie jaar geleden aan de haak sloeg. Ook al zeggen onze leeftijden iets heel anders, de oudste, dat ben ik.
Liefs,
Oma
Ps. En ja, natuurlijk schreef ik deze aflevering vanuit bed, de plek waar ik ‘s winters ook het gros van mijn artikelen schrijf (bedkantoor!), een beetje zoals Cameron Diaz in The Holiday (dank vriendin Wies, voor deze vergelijking) en deze twee boeken grotendeels las:
Autobiografie van mijn lichaam - Lize Spit, Das Mag
Een uiterst eerlijk verhaal over de naderende dood van Lizes moeder. Een poging om dichter bij haar te komen dan ze ooit was, om dichtbij zichzelf te komen dan ze ooit was. Om te begrijpen, te vergeven en los te laten. Dapper, pijnlijk, prachtig, menselijk en bovenal: echt. Het raakte me diep, ik vind het ontzettend krachtig hoe de auteur de ruimte pakt om haar verhaal te vertellen, ook al is dat niet voor alle personages even fraai.
Wolf - Lara Taveirne, Prometheus
Ook zo’n echt boek, omdat het net als dat hierboven, autobiografisch is. Over het effect van suïcide op een gezin, ongekend eerlijk en liefdevol. Na het lezen wilde ik mijn jongste broer (die goddank leeft!) vasthouden en nooit meer loslaten. Het stipte ook aan hoe ingewikkeld het is waneer een gezin moet dealen met een verlies, omdat iedereen rouwt om wie de dode voor hem/haar/x was. Dat iedereen dus eigenlijk iemand anders mist, en daar op zijn eigen manier mee omgaat. Maar dat daarnaast, net als in het boek hierboven, ieders verhaal er toe doet.
Op dit moment lees ik totáál iets anders, namelijk: Middernachtbibliotheek. Wat ik daarvan vond, lees je in de volgende aflevering.